logo Frailea - Hidden treasures
References in literature
References are marked in "Red".
  home Last Modified: LastModified  
Succulenta (Netherlands) 73(4): 180-186, 1994.

Op zoek naar Notocactus harmonianus Ritter
Norbert Gerloff

Tot de soorten met onopgeloste problemen, die Friedrich Ritter in de Zuid-Braziliaanse staat Rio Grande do Sul gevonden heeft, behoort Notocactus harmonianus Ritter.

Weliswaar is de soort beschreven in 1979 en bezitten we een dia van Ritter, maar tot op heden was het niet gelukt de plant nog te verzamelen en te vermeerderen. Of van FR 1414 indertijd materiaal naar Europa is gekomen en eventueel gecultiveerd, is niet bekend.

De originele dia's van Ritter zijn door mevrouw Else Gödde gerestaureerd en ter beschikking gesteld voor publicatie. De hier afgebeelde opname is in de verzame­ling van Leopoldo Horst in Arroio da Seca, RGdS, gemaakt.

Beschrijving volgens Ritter:
Lichaam groen, vlakker dan bij N. ottonis, 4-7 cm diameter; ribben ca. 15, met stompe kanten, 5-7 mm hoog, weinig tot redelijk geknobbeld; areolen witviltig, rond, 2-3 mm diameter, in de groeven liggend, 5-8 mm van elkaar; doorns naaldvormig, meestal recht, randdoorns 10-14, lichtgeel, zijwaarts gericht, afstaand, 8-15 mm lang, middendoorns meestal 3, iets sterker, geel of roodbruin tot zwart, afstaand, 15-25 mm lang.
Bloemen op de schedel, geurloos, 4 cm lang en breed, aan de buitenkant met kleine rode schubjes, dichte grijze en bruine tot roodbruine borstels; nektarkamer purper, 1 mm hoog, 0,5 mm ruimte tot de stamper, bedekt door de basale meeldraden; bloem-buis trechtervormig, 10 mm lang, boven 15 mm breed, iets robijnkleurig, naar boven toe zeer geel; meeldraden citroengeel, verzadiging 5-6, helmknoppen crèmekleurig, dicht ingeplant tot bijna aan de zoom van de bloembuis; stamper citroenkleurig, 13 mm lang, waarvan 4 mm voor de 12 diep robijnbruine stempellobben, die meestal iets boven de meeldraden uitsteken; bloembladeren zwavelgeel, verzadiging ongeveer 4, 23 mm lang, 4 mm breed, omgekeerd lancetvormig, de buitenste en de overgangs­bladeren naar de schubben met rood einde.
Vrucht lichtrood, ongeveer 12 mm lang en 9 mm dik, weinig sappig, vol, in de lengte zich openend, vlees wit.
Zaden verschillend van die van N. ottonis, roodachtig zwart, de testarand minder naar buiten gekromd, de knobbeltjes rond, de navel meer uitstekend nabij de ventale hilumrand.
Typegroeiplaats: ten westen van Harmonia, Rio Grande do Sul, zeer zeldzaam, door mij (Ritter) in 1965 slechts twee exemplaren gevonden, samengroeiend met N. mammulosus FR 1382. Afbeelding 118 (de hier afgebeelde foto).

Op deze beschrijving wordt verder inge­gaan en zal worden vergeleken met de vondsten die ik gemaakt heb. Allereerst moet gezegd worden dat F. Ritter in 1965 slechts voor een korte periode in Rio Grande do Sul was en hij zijn nieuwbeschrijving pas 10 jaar later maakte aan de hand van notities, zonder op dat moment over levend materiaal te beschikken. Als leider van de werkgroep der Paucispini binnen het geslacht Notocactus (met de Paucispini wordt bedoeld de groep van planten rond N. ottonis (Lehmann) Berger) heb ik de laatste tien jaar meer dan honderd bloemen doorgesneden en getekend. Ik kan derhalve relatief goed beoordelen, wat in de beschrijving opvalt ten opzichte van andere planten. Ritter maakt een vergelijking met N. ottonis. Hier volgen enkele waarnemingen:

-ribvorm, bij N. ottonis boogvormig, hier met stompe kanten
-dorenconfiguratie en lengte gelijk met die van N. ottonis
-bloembouw niet afwijkend
-bekleding van de bloembuis lichter dan bij N. ottonis
-stamper verhoudingsgewijs kort
-vrucht gelijk die van N. ottonis Zaadkenmerken. Verschillen bestaan uit:
-kleur van het zaad (bij N. ottonis bruinzwart)
-ook bij N. ottonis komen zaden voor zonder kromming aan de rand van het hilum-micro-pylaarbereik
-testacellen hier rond, bij ff. ottonis zes- of vijfhoekig
-navel duidelijk, maar niet alleen hier - ook bij ff. ottonis De eigenlijke verschillen treden dus op bij de zaden.

Enkele jaren geleden heeft Karl-Heinz Prestlé Notocactus ibicuiensis Prestlé (1985) beschreven. Deze groeit zowel ten noorden van de Rio Ibicui bij Macambara en Sobradinho, als ten zuiden ervan bij Alegrete. Ook met deze planten zal men N. harmonianus moeten vergelijken. Wat ik dan ook doe!

Voor mij zijn de verschillen met N. harmonianus weliswaar geringer, maar duidelijk in de scherpe ribvorm van N. ibicuiensis en veel donkere bloembuisbekleding.. De zaden zijn weliswaar zwart, maar komen in de vorm overeen met de beschrijving van Ritter voor die van N. harmonianus. Prestlé toont uitstekende REM-opnamen van het zaad. Die laten zien, dat de meeste testacellen vijfhoekig zijn, maar bij een zwakkere vergroting lijken ze rond, zoals Ritter aangeeft. N. ibicuiensis is zeer vormenrijk. Het valt niet uit te sluiten dat bekende planten verzameld bij Alegrete onder de nummers HU 84 en HU 499, tot deze soort behoren. De afgebeelde plant met veld-nummer Gf 269 komt overeen met HU 84. Is misschien, dat wat Prestlé als N. ibicuiensis heeft beschreven, slechts een vorm van de toen al beschreven N. harmonianus? Ik kan het niet uitsluiten, want niemand heeft de beschrijving van Ritter kunnen nagaan aan de hand van nakomelingen. Een volledige synoniemie sluit ik echter uit, maar zou mee kunnen gaan in de huidige tendens van samenvoegen en N. ibicuiensis als een scherpribbige en don-kerbedoornde variëteit van N. harmonianus zien.

De beschrijving van N. harmonianus moest op basis van weinige observaties gemaakt worden. Een extremiteit is daarmee snel gelegd in de beschrijving. Al deze opmerkingen zullen u duidelijk maken, hoe zeer de Noto-liefhebbers geïnteresseerd waren planten in de omgeving van Ritters vindplaats te bestuderen.

Ritters foto toont bloemen die open gaan. Dat is een situatie die men zelden op foto's vastlegt. Een bloemsnede was beter geweest, maar helaas.

De zoektocht naar N. harmonianus voerde mij drie keer in de vlakte van de Rio Jacui. De eerste keer kwam ik uit de richting van Uruguaiana over de Br 290 (een geasfalteerde weg) bij de Fazienda Sao Pedro op de Br 293, een zandweg. Een jaar eerder had een mijn huidige reisgenoten daar alleen Frailea asterioides Werdermann gevonden. Over een afstand van bijna 3 km zochten we de straatkanten af naar deze planten, zonder ze weer te vinden. Het is ook moeilijk, want deze planten hebben dezelfde kleur als de roodbruine aarde. Daarnaast hoopten we dat Ritter deze weg bedoelde als hij N. harmonianus ten westen van Harmonia lokaliseerde. Op de kaart heb ik deze plek aangegeven met nummer 3, daar waar men in 1988 nog Frailea's vond. Alhoewel we de Frailea's niet vonden, zagen we wel een solitaire rots. Omdat Ritter N. harmonianus in gezel­schap van N. mammulosus had gevonden en deze laatste alleen op vlakke rotsen is te vinden, kon het deze plek niet zijn. Wij gingen verder en bij Harmonia gingen we naar het noorden; Harmonia heb ik niet eens gezien. Bij de derde reis bemerkte ik pas, dat met de naam Harmonia slechts drie huizen zijn bedoeld. Vijf kilometer ten noorden van Harmonia zetten we onze zoektocht naar de Frailea voort. Bij het punt, op de kaart aangegeven met nummer 5, vonden we een Notocactus, die mijn nummer Gf 145 kreeg. Het ribbenaantal was duidelijk anders, maar de bekleding van de bloembuis stemde overeen met Ritters N. harmonianus. Wij vonden slechts één groep direct onder de afrastering, daar waar de schapen niet bij kunnen. Eind 1992 kwamen wij vanuit het noorden en vonden de groep, die we intact hadden gelaten, naar korte tijd weer. Stenen hadden we bij de eerste reis niet gezien. Op de tocht naar het zuiden zagen we 3 km ten noorden van estancia Harmonia een plek met kleine rotsen, die we grondig afzochten. Dat is plek nummer 2 op de kaart. We vonden een Gymnocalycium (Gf 271) die grote verschillen vertoonde tussen jeugd-vorm en volwassenheid. Dan zelfs een afgevreten Paucispini, die ik mijn nummer Gf 274 gaf. In de gegeven toestand kon ik niet beoordelen, of ze overeen kwam met Gf 145. Enkele Frailea's konden we ook nog ontdekken; een gele vorm van Frailea pumila (Lemaire) Britton & Rose kreeg het nummer Gf 272 en Gf 273 was voor Frailea asterioides. Op deze rotsen werden geen N. mammulosus gevonden. Zelfs wanneer Ritter 27 jaar geleden vanaf de bushalte Harmonia, die ongeveer 8 km oostelijk ligt, was gekomen dan zou deze plek ten westen van Harmonia liggen, maar vlakke rotsen met N. mammulosus konden wij daar niet ontdekken. Vlakke rotsen vonden we pas 18 km ten zuiden van het "dorp". De vlakte met wat gras wordt door mijn Braziliaanse vrienden als pampa aangeduid. De boeren proberen het gebrek aan water door het aanleggen van steenmuren in de diepere delen wat op te vangen. Wij zagen ettelijke van deze Barragems. Ook zagen we de rechthoekige eucalyptusbossen, aangeplant om onder andere het hout te leveren voor de afrasteringen. Geheel Rio Grande do Sul staat achter prikkeldraad, want het is een weidegebied. Tussen de weg en de afrastering is vaak een streep grond van 5 tot 8 meter aanwezig en dit worden dan vaak de laatste toevluchtsoorden van cactussen, omdat daar de weideieren er niet bij kunnen of niet kunnen vertrappen. Bij de met nummer 4 aangegeven plaats vonden we eindelijk N. mammulosus (Gf 275) te zamen met Frailea pumila en F. asterioides. Ook de Gymno groeide hier. Na twee uur zoeken hadden we nog steeds geen N. ottonis of N. ibicuiensis gevonden. Wanneer Ritter deze plek bedoelde, dan kan ik begrijpen dat hij pas na lang zoeken N. harmonianus gevonden heeft. Ik heb pas 8 km verderop een volkomen typische N. ottonis (Gf 276) gevonden; dat is bij nummer 5 op de kaart. Ten zuiden van Passo da Guarda heb ik alleen nog maar typische N. ottonis-vormen gevonden. Aan de rivier Passo da Guarda vond ik de laatste keer planten die ik als N. ibicuiensis zou willen benoemen. Karl-Heinz Prestlé heeft bij de rivier Cati een plant gevonden (zijn veldnummer PR 323), die veel gelijkenis met nus vertoont, maar hier ontbreekt weer de korte stamper en de lichte bekleding van de bloembuis.

Het raadsel van N. harmonianus is derhalve nog niet opgelost. Ik kan de beschrijving van Ritter op het niveau van een soort niet begrijpen, want Ritter kende de zuilachtige vormen van N. ibicuiensis, zoals bijvoorbeeld HU 84. Zijn beschrijvingen van N. ottonis var. acutangularis of van N. glaucinus duiden er niet op, dat hij deze veel meer opvallende planten daarin heeft betrokken. Wanneer dat wel het geval zou zijn, dan had hij N. harmonianus niet op soortrang mogen beschrijven.

v Vindplaats
Frailea asterioides fa harmonianus, vindplaats 4 Vindplaats 4 van de kaart. Hier groeien N. mammulosus, Gymnocalycium spec., Frailea pumila en F. asterioides

Ik denk, dat het desondanks zinvol is, de beschreven soorten op de typegroeiplaatsen te bestuderen en zich een mening te vormen over de taxonomische plaats. Daarmee bereikt men naar mijn mening meer dan met het achter een bureau samenvoegen van Notocactus en Parodia, zoals Taylor en Hunt dat in 1987 deden zonder ook maar één motief daarvoor te geven. Natuurlijk ben ik het met de vakbotanici eens dat er te veel namen zijn. Er is dus nog veel te doen.

Brandenburgerstrasse 49, D 71640 Ludwigsburg

Vertaling: Ludwig Bercht

NOOT REDAKTIE

Volgens de CITES cactaceae checklist heten Notocactus harmonicmus, N. glaucinus, N. ottonis en N. ibicuiensis thans Parodia ottonis. Hoe was het ook al weer 75 jaar geleden? Zie hiervoor het artikel van G.D.Duursma over Echinocactus ottonis L80 op pagina 169.

Literatuur
Gerloff, N. (1992) - Neues über die Verbreitung van Frailea asterioides. KuaS 43: 268.
Prestlé, K.H. (1985) - Erstbeschreibung Notocactus ibicuiensis Prestlé spec. nov. Internoto 6: 99.
Ritter, F. (1979) - Kakteen in Südamerika, Band 1. Spangenberg..
Hunt, DR. & Taylor, NP. (1987) - Bradleya 5: 91

Valid HTML 4.01 Transitional