Discocactus |
|
||||||||
Algemeen Zaaien Waar zaaien Enten Zaad winnen Zaad bewaren Etiketteren Gieten Verzorgingsklimaat Groeiseizoen Ziekten Importeren
|
Hebben we eenmaal een collectie bloeibare
Discocactussen bij elkaar, en bezitten we van een aantal soorten meerdere
exemplaren, dan komt een ander facet van onze liefhebberij aan de orde,
namelijk de zaadwinning. Voor dit geslacht breken problematische tijden aan. Door de grootscheepse ontginning en het platbranden van grote arealen worden veel vindplaatsen bedreigd en zijn sommige soorten waarschijnlijk reeds volledig uitgeroeid. Daarom is het voor de instandhouding nodig dat in onze culturen zaad van Discocactussen wordt gewonnen, temeer daar door de CITES-wetgeving de export van planten van dit geslacht terecht verboden is. Alle species staan op de CITES I lijst.
Omdat alle soorten van het geslacht
zelfsteriel zijn, moet voor de
bestuiving actief worden ingegrepen. In de natuur geschiedt de bestuiving
bij Discocactussen door nachtvlinders van de familie der Sphingiden oftewel
pijlstaartvlinders, zo genoemd naar het uitsteeksel dat de rupsen op hun
achterlijf bezitten. Ze worden ook wel schemeringvlinders genoemd, omdat
ze reeds bij de aanvang van de schemering actief zijn. Bijna alle
Sphingiden bezitten een lange tong, die zich normaal in opgerolde toestand
onder de kop bevindt en die uitgerold de lichaamslengte vaak overtreft.
Bij het verzamelen van nectar blijven ze net als kolibries voor of boven
de bloem zweven. Op deze manier kunnen ze gemakkelijk de nectarklieren
bereiken die zich bevinden op de bodem van de lange buisbloemen. Ze
passeren daarbij de meeldraden en de stamper. Doordat de tong niet glad is
maar uit vele segmentringen is opgebouwd, die vaak ook nog behaard zijn,
blijft er veel stuifmeel aan kleven dat weer naar de volgende bloem wordt
getransporteerd. Wanneer men korte tijd na elkaar meerdere soorten wil bestuiven levert dit in de praktijk moeilijkheden op. Om deze te omzeilen is een andere methode uitgedacht waaraan ook nog andere voordelen verbonden zijn. We maken daarvoor gebruik van een instrument dat enige overeenkomst vertoont met de gestrekte vlindertong. Dit kan bijvoorbeeld de zenuwnaald zijn die de tandarts gebruikt om de zenuw uit het nauwe wortelkanaal van een tand of kies te verwijderen. Deze extirpatienaald, die een Iengte heeft van 3-4 cm en gewoonlijk een stevige grip heeft, is over de laatste centimeter voorzien van weerhaakjes. Door aan dit uiteinde een klein wattenpluisje te draaien krijgt men een doeltreffende bekleding waaraan zich veel stuifmeelkorrels hechten die dan weer bij een volgende bloem op de stempel worden gebracht. We gebruiken aldus voor iedere Discocactus soort een andere naald. Na de bestuiving wordt deze naald opgeborgen in een luchtdicht af te sluiten flesje waarin een beetje silicagel (apotheek) is gedaan. Deze kobaltblauwe korrels zijn sterk hygroscopisch (wateraantrekkend) waardoor het stuifmeel droog blijft. Dit is een absolute noodzaak omdat het anders gaat schimmelen. Door deze flesjes of bijvoorbeeld de doosjes van fotorolletjes in de koelkast te bewaren kan men dit stuifmeel nog maanden lang gebruiken. Dat deze werkwijze uitstekende resultaten oplevert kunnen we zien aan de goedgevulde vruchten die na enkele maanden uit het cephalium te voorschijn komen. Door de bestuiving op deze wijze uit te voeren wordt kruisbestuiving tussen verschillende soorten uitgesloten. Aan het produceren van hybriden zullen we in het algemeen geen behoefte hebben. Het kan echter wel eens interessant zijn, om te zien wat er uit zo’n kruisbestuiving te voorschijnt komt. In het algemeen zullen we overigens trachten de bestaande erkende species zo soortecht mogelijk te houden. Met het winnen van zaad van soortechte planten is de eerste cirkel van de kweek van Discocactussen rond. |
||||||||
Copyright © 2003 email: Piet van der Laken
|